[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.Opeens herinnerde ik me alles.Toen je me aanraakte.Hierzo.’ Ze laat zien waar hij haar heeft aangeraakt.Hofmeester staat op.‘Het geeft niet,’ zegt hij.‘Ik had je al van tevoren gewaarschuwd.’‘Het spijt me,’ fluistert ze, ‘dat ik je niet heb kunnen helpen.Ik had je graag geholpen.’Ze staan tegenover elkaar.Ze haalt haar handen door haar haren.Dan opent ze de balkondeuren.De lucht buiten is nog altijd warm.‘Niemand hoeft me te helpen,’ zegt Hofmeester.‘Ik heb geen hulp nodig.’Ze kijkt uit over de tuinen van Amsterdam-Zuid en hij staat daar in zijn onderbroek in zijn slaapkamer en hij vraagt zich af waar hij mee bezig is, wie hem bestuurt, welke demonen hij gehoorzaamt.‘Kom,’ zegt ze.‘Geef me een kus, dan weet ik dat je niet boos bent.’Ze loopt snel naar hem toe.Net zo snel pakt ze zijn hoofd en ze zoenen.Tien, twintig seconden lang.Ze zoenen zoals vroeger.Nee, erger dan vroeger.Ze zoenen alsof de dood al bezig is bezit van hen te nemen.En even, die paar seconden dat de zoen duurt, wordt het weer vroeger.Ergens in het verleden zit het leven verstopt, en plotseling is het er weer, alsof het Hofmeester eraan wil herinneren dat het er geweest is, alsof Hofmeester nooit mag vergeten wat hij mist.Dan duwt hij haar zachtjes weg.‘Genoeg,’ zegt Hofmeester.‘Ik moet me met het feest gaan bezighouden.’Nog even kijkt ze hem liefdevol aan, zoals vroeger, helemaal in het begin, het vervloekte begin.Dan vraagt ze: ‘Heb jij misschien een nagelvijltje voor me? Ik wil mijn nagels even doen.’Op dat moment gaat de voordeurbel.Hij staart naar zijn echtgenote, luisterend naar geluiden in zijn eigen huis, een deur die wordt geopend, een andere deur die door de tocht dichtvalt – de tuindeuren beneden staan open – maar verder niets.Stilte.Niemand opent de voordeur voor de eerste gast.Paniek overvalt hem.Daarom trekt hij zijn pantalon aan en rent zo snel als hij kan de trap af.‘Jörgen,’ roept de echtgenote.Maar hij heeft nu geen tijd voor haar.Hij heeft andere dingen aan zijn hoofd.Het feest is begonnen.Eindelijk.Met een ruk – door de haast en de nervositeit verwondt hij zijn wijsvinger – opent hij de voordeur.En daar staat ze.De eerste gast.Hij kent haar gezicht, goed zelfs, dat is het probleem niet.Maar hij weet even niet meer hoe ze heet.Hij steekt zijn wijsvinger uit.Hij wijst naar haar.‘Aardrijkskunde,’ zegt hij.‘Aardrijkskunde.Is het niet?’De vrouw die voor hem staat, eigenlijk best een jonge vrouw, eind dertig zal ze zijn, hooguit, schudt haar hoofd.‘Veldkamp,’ zegt ze.‘Veldkamp is de naam.Biologie.’Pas dan dringt het tot Hofmeester door hoe hij daar staat.Wijzend naar een vreemde vrouw, een lerares van zijn jongste dochter, met een bloedende wijsvinger.Hij trekt zijn hand terug.‘Natuurlijk.Neem me niet kwalijk.’ Hij klapt in zijn handen.‘Biologie.Hoe kon ik dat vergeten? Biologie.Juffrouw Veldkamp natuurlijk.We hebben elkaar vaak ontmoet.De laatste keer…’Ze kijkt naar beneden en hij volgt haar blik.Pas op dat moment ziet hij zijn blote voeten en bijna tegelijkertijd zijn blote buik.‘O God,’ zegt hij.‘Wat?’‘Ik moet me excuseren.’‘Waarvoor?’ wil juffrouw Veldkamp weten.‘Hiervoor.’ Hij wijst op zijn buik.Zijn blote borst.‘Dat geeft toch niet.’‘Ik was aan het douchen en toen hoorde ik de bel en mijn dochters zijn…’ Hij kucht.‘Mijn dochters zijn onvindbaar.’‘Zal ik anders nog een blokje omlopen? Dat vind ik helemaal niet erg.Het is heerlijk weer.Ik heb nu eenmaal de nare gewoonte altijd te vroeg te komen.Ben ik veel te vroeg?’‘U bent helemaal niet te vroeg.U bent precies op tijd.’Hij pakt haar rechterhand en sleurt juffrouw Veldkamp zijn huis in.Met zijn linkervoet sluit hij de voordeur.Pas na enkele meters dringt het tot hem door dat het ongepast is de leerkrachten van je kinderen je huis in te sleuren.Voor de deur naar de woonkamer laat hij haar abrupt los en zegt: ‘Ik moet me alweer verontschuldigen.’‘Waarvoor nu weer?’ wil juffrouw Veldkamp weten.‘Dat ik zo hardhandig met u omspring.’‘O, maar dat geeft niets.’ Ze lacht afgemeten en ietwat ironisch.‘Ik vind het wel prettig als er nu en dan een beetje hardhandig met me wordt omgesprongen.’Hij kijkt haar twijfelend aan.Niet alleen is hij halfnaakt, dat is al onaangenaam genoeg, hij heeft het gevoel in de maling te worden genomen.‘Ik ben mezelf niet,’ zegt hij.‘Het is de warmte, het feest, het afscheid.Tirza gaat naar Afrika, zoals u weet.’‘We zijn allemaal weleens onszelf niet.Het zou erg saai worden als we altijd allemaal onszelf zouden blijven, meneer Hofmeester.’Hij bestudeert haar omdat hij wil weten of ze het meent, om een eind te maken aan het akelige gevoel dat hij in de maling wordt genomen.Dan begint hij te begrijpen dat een halfnaakte man geen ramp is, niet meer.De halve wereld is naakt.Er is niets om zich ongerust over te maken.‘Maakt u het zich gemakkelijk.Ik ben zo bij u.’Hij gaat haastig de trap op.In de slaapkamer is zijn echtgenote bezig haar nagels te lakken.Ze steekt haar hand uit.‘Wat vind je van deze kleur?’Hij trekt zijn sokken en schoenen aan en toch ook maar weer het poloshirt, al ruikt het naar sardines.Straks zal het hele huis naar sardines ruiken.Even blijft hij voor de spiegel staan en betrapt hij zich, tot zijn verbazing, op verdriet.Een verdriet dat alle andere gevoelens die weleens in hem opwellen overwint.De schaamte, de angst, het besef een schande te zijn.‘Is dit mooi roze of iets te fel?’ vraagt ze.‘Je hebt gelijk,’ zegt hij.‘We hebben alleen elkaar.We kunnen niemand anders meer krijgen.Dat is het.’‘Is het te roze?’Ze duwt haar hand verder in zijn richting.De geur van de nagellak prikkelt zijn neus, vermengt zich met de lucht van de gebakken sardines.‘Dus jij kunt nu ook niemand anders meer krijgen.Afgedankt ben je [ Pobierz całość w formacie PDF ]
Powered by wordpress | Theme: simpletex | © Nie istnieje coś takiego jak doskonałość. Świat nie jest doskonały. I właśnie dlatego jest piękny.