[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.Het leek alsof ze op een bergrivier zaten op weg naar een waterval.Ze ging op het bankje staan, zag honderd meter verderop wit water kolken stroomrafelingen op de plek waar de zwarte streep van de dijk onderbroken werd.Diewer kwam naast haar staan, dacht hetzelfde.Ze keken elkaar even aan.Ze waren op weg naar een gat in de dijk.‘Het kan straks een beetje ruig worden,’ zei Diewer.‘Hoe bedoel je?’ vroeg Rutus, maar er kwam geen antwoord.De snelheid van het bootje nam sterk toe.Vergeefs probeerden ze bij te sturen, maar ze konden geen enkele invloed uitoefenen op de koers van het vletje.Het enige wat ze konden doen, was zich overgeven.Hoewel ze nooit in een echte achtbaan hadden gezeten, ervoeren ze alle drie hoe het voelde om machteloos in een stalen gondel met volle snelheid op een onmogelijke bocht af te stormen.Ze hadden nauwelijks tijd om de riemen binnenboord te leggen, op de bodem te gaan zitten en de rand vast te grijpen, of het gat doemde al op aan bakboord.De Noordzee perste zich met geweld door een bres van nog geen vier meter.De vlet was ruim twee meter breed, het betekende dus dat ze aan beide kanten nauwelijks een meter over hadden.Ze werden naar het gat gezogen als in een toilet dat wordt doorgetrokken.Ze maakten letterlijk een haakse bocht, het bootje helde zwaar over, dreigde om te slaan, en toen werden ze door een lanceerbuis van wit water de polder in geschoten.In een flits zag Julia het zwart, bruin en groen van het dijklichaam, even scherp als een afbeelding van een doorsnede in een aardrijkskundeboek.Het vletje kantelde op zijn andere zij, maakte een draai van driehonderdzestig graden, en toen waren ze erdoorheen.Bleek lieten ze zich uitdrijven.Julia was op haar wenken bediend.Ze waren in de polder.Achter hen spoot de Noordzee met onverminderde kracht naar binnen.Links lag Kouwerve, rechts zagen ze de kerktoren van Arknesse.Nog een halfuur roeien, dan had ze Ernst in haar armen.12In totaal waren het achtendertig vrachtschepen die dinsdagmorgen de haven van Rotterdam hadden verlaten, en die via het Haringvliet en de Grevelingen als eersten het vergeten eiland Schouwen bereikten.Het waren binnenschippers en hun gezinnen die in een impuls de trossen hadden losgegooid en naar het zuiden waren gevaren toen de berichten over Zeeland binnen begonnen te komen.Terwijl de overheid nog bezig was een beeld te krijgen van de omvang van de ramp, waren zij al in actie gekomen.Groningse bollen, Friese skûtsjes, Urker kotters, veentjalken, steilstevens, kraken, boeiers, spitsen, achtkorters, hoogaarzen, Tesselse kagen en Drentse snikken, iedereen die dat weekend in Rotterdam lag, een hart had en genoeg diesel, was gekomen.Regina was naar buiten gekomen om te kijken waar het machinegedreun vandaan kwam.Ze stond op het balkon van kamer 10 tussen de andere opgewonden moeders en probeerde kalm te blijven.Uit de grijze nevel die boven zee hing was de zwarte neus verschenen van een vrachtschip.Daarachter nog een schip.En daar weer achter nog twee.Drie.Vijf.We zijn gered, dacht Regina.Om haar heen klonk gejuich.Maar ze juichte niet mee.Er was een onbehaaglijk, verontrustend gevoel ter hoogte van haar maag, veroorzaakt door het stampen van de scheepsmotoren.Het was het bonken van een opkomende hoofdpijn, deed denken aan een geest die in een fles van ijzer tegen de wand stond te slaan.In een lange rij voeren de schepen langs de dijk, passeerden het hotel alsof het een vlootschouw betrof, en verdwenen achter de havenpier.Het vissershaventje van Oostennabije was echter niet berekend op zoveel schepen.De chaos werd vergroot doordat de honderden hongerige mensen op de kade dachten dat voedsel en warme kleren nu per grijpkraan en in overvloed beschikbaar kwamen.Maar de scheepsruimen waren leeg.Behalve hier en daar een extra deken of een paar sneetjes brood uit een schippersroef, kwam deze vloot niets brengen.Ze kwamen om de bevolking te evacueren.De verwarring werd compleet doordat niet lang daarna de eerste militairen arriveerden.Ze kwamen in rubberboten de havenkom in scheuren om de evacuatie op hun manier te regelen.De vrachtschepen moesten weg om ruimte te maken voor dukw’s.Deze omgebouwde vrachtauto’s waren prima amfibievoertuigen, maar konden nauwelijks manoeuvreren.Aan het eind van de ochtend lag alles in de haven muurvast.Twee dagen lang hadden Schouwen en Oostennabije tevergeefs op hulp gewacht.Op de derde dag kwam er zo veel hulp dat niemand er wat aan had.Hoewel er die middag dus nog geen zicht was op een georganiseerde aftocht, begonnen de moeders in de zuigelingensuite van Worighsant alvast hun spullen te verzamelen.Alleen Regina deed niet mee.Ze zat met haar baby op het tweepersoonsbed en keek naar alle drukte om haar heen.Zij hoefde niet weg, goddank.Eindelijk rust, straks.Minke kwam binnen, ging naast haar op het bed zitten.‘Hoe gaat het?’ vroeg ze.Regina trok een mondhoek omhoog.‘Moe.Het is een uitputtingsslag, hoor.Zo’n kereltje.En dan al die soesa om je heen.’‘Guus en ik hebben besloten ook weg te gaan,’ zei Minke voorzichtig.‘Wat? Maar, dat is… Dat kan helemaal niet.’‘Het is beter voor iedereen.’‘Niet voor mij.Ik blijf.’ Regina voelde de paniek door haar buik gieren.‘We doen het met name voor jou.’ Minke probeerde haar hand te pakken.Regina trok haar vingers terug.‘Waarom? Ik hoef niet.’ De geest in de fles ramde met al zijn kracht op de stalen wand.Het geluid galmde in haar hoofd, belette haar te denken.‘Luister,’ zei ze.Haar vingers grepen toch Minkes hand.‘Ik kan niet reizen.Ik ben veel te zwak.’‘Reggie, in de bewoonde wereld kunnen ze je helpen.’Ruw duwde Regina de hand weg.‘Ik hoef geen hulp.Het enige wat ik wil is met rust gelaten worden.’Het kwam er luider uit dan ze bedoelde.Een van de moeders deed een paar stappen in hun richting.Ze was midden twintig, maar had het postuur van een vijftigjarige matrone.Ze had een massief, puntvormig hoofd, een verrassend kleine mond en heette Gea.De moeders noemden haar de Piramide van Cheops.‘Is er iets?’ vroeg ze.‘Minke en Guus willen me hier weghalen,’ zei Regina met een trillende onderlip.Ze had het gevoel dat er iets verschrikkelijks op haar wachtte aan de overkant van de Grevelingen.‘Ach meissie toch [ Pobierz całość w formacie PDF ]
Powered by wordpress | Theme: simpletex | © Nie istnieje coś takiego jak doskonałość. Świat nie jest doskonały. I właśnie dlatego jest piękny.