[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.En al had ik hem niet uit noodweer gedood, dan zou ik mij maar niet lijdelijk gevangen laten nemen.Hebt gij niet zelf erkend, dat de Aladschy’s struikroovers en moordenaars waren?—Ja, want dat weet toch iedereen.—En toch hebt gij Bybar niet gevangen genomen, toen hij in uw macht was! En mij, een man, van wiens verleden gij niet het minste kwaad weet, mij wilt gij zoo maar terstond in de gevangenis laten zetten! Hoe rijmt zich dat?—Heer, het is mijn plicht,—antwoordde hij verlegen.—Ja, dat weet ik wel.Maar den Aladschy liet gij loopen, omdat gij de wraak van zijn broer, van zijn bende en ook zijn eigen overmoed vreesdet.En van mij denkt gij, dat ik mij niet verweren zal en ook als vreemdeling niemand heb, die u met een kogel tot rede zal brengen.—Oho!—riep Halef.Wie de hand uitsteekt naar mijn Effendi, dien jaag ik een kogel door het hoofd! Probeer het eens!Hoe klein hij ook was, zijn houding was energisch en overtuigend.Men zag het hem aan, dat hij zijn woord gestand zou doen.De waard en Kiaja van het dorp had kennelijk ontzag voor hem gekregen.—Dank, Halef, voor dat woord,—zeide ik.Wij vertrouwen dat uw tusschenkomst niet noodig zal zijn.Deze goede Kiaja zal inzien, dat ik uit noodweer den slager heb moeten dooden.En mij tot den waard wendende, zeide ik:—Hebt gij mij niet gezegd, dat de slager een Skipetaar was?—Ja.Hij is zelfs een Miridiet.—Dus hoort hij hier in ’t geheel niet thuis?—Neen.Toen zijn vader zich in Sbiganzy vestigde, kwam hij uit Oroschi, de hoofdplaats der Miridieten.—Welnu, wat gaat u dan zijn dood aan? Staan de Miridieten onder toezicht van den Padischa?—Neen, het zijn vrije Arnauten.—Weet gij ook dat zij zich alleen aan hun onderlinge rechtspraak onderwerpen, die zich grondt op de oude wetten van Lek Dukadschinit?—Stellig weet ik dat.—Gij hebt u dus in ’t geheel niet met den dood van den slager te bemoeien.Ik heb hem gedood, te recht of ten onrechte, dat is bij die menschen hetzelfde; op mij is de bloedwraak toepasselijk en de bloedverwanten moeten zijn dood op mij wreken.Gij hebt daar niets mee te maken.—Ah!—zeide hij met een zucht van verlichting.Dat is juist wat ik wenschte!—Wij zijn het dus eens.Maar er is nog een doode.—Wie?—Een gevangenbewaarder uit Edreneh, die een gevangene heeft laten ontsnappen en met dezen vluchtte.Hij, dien hij liet ontsnappen heeft hem gedood.Bij die twee dooden zult gij ook den ouden Mubarek vinden, wiens elleboog ik met een kogel verbrijzeld heb.—Ook hem? Heer gij zijt toch een hoogst gevaarlijk mensch!—Ik ben integendeel een zeer goedaardig mensch; maar zooals de zaken stonden, kon ik niet anders handelen.—Wat was er dan gebeurd?—Kom hier bij ons zitten, en ik zal het u vertellen.Hij zette zich, en ik begon te verhalen.Wij hadden den tijd.Daarom was ik zoo uitvoerig mogelijk.Ik vertelde hem ook, waarom wij Barud el Amasat vervolgden.Hij begon onze bedoeling goed te doorzien, en dat maakte het hem gemakkelijk, te begrijpen met wat schurken wij te doen hadden.Toen ik eindelijk zweeg, was hij heelemaal van zijn stuk.—Zou men zoo iets voor mogelijk houden!—zeide hij.Gij zijt inderdaad menschen, zooals de gepantserden van Kalif Harun al Raschid, die zijn gebied doorreisden, om de slechte menschen te straffen en de goeden te beloonen.—O, wij zijn geenszins zulke aanzienlijke personen, als die gij daar noemt.Die wij vervolgen hebben of onze vrienden of ons kwaad gedaan; zij hebben nu nog andere booze plannen en wij volgen hun spoor om die te verhinderen.Wat zult gij nu doen?Hij krabde met beide handen zijn hoofd en antwoordde ten laatste:—Geef mij een goeden raad.—Gij zijt ambtenaar en moet zeer goed weten, wat uw plicht is.Mijn raad hebt gij niet noodig.—Ik zou wel weten, wat te doen, als gij niet een groote domheid hadt begaan.Waarom hebt gij den ouden Mubarek maar in den arm geschoten? Kondt gij niet op zijn hoofd of borst mikken? Dan waren wij voor goed van hem af geweest.—Dat zegt gij, gij die Kiaja zijt!—Neen, dat zeg ik niet als Kiaja, maar als gewoon mensch.Was de oude ook dood, dan liet ik ze alle drie begraven, en er werd geen woord meer over gesproken.Nu moet ik den oude gevangen nemen en hem aan de rechtbank overleveren.Dat is een moeilijk geval.—Het moeielijke daarvan zie ik niet in.Gij zult u daardoor verdienstelijk maken.Hij is uit de gevangenis te Ostromdscha ontvlucht.Gij pakt hem en zendt hem naar Uskub; dan hebt gij uw plicht volbracht.—Maar dan moet ik er ook heen, om inlichtingen te geven.En gij moet ook mee—als getuige en aanklager.—Dat doen wij gaarne.—Ja, dat wil ik gelooven.Gij verlaat dan deze streken; maar de vrienden van den oude zullen mij er om koud maken.—Dan beginnen zij toch zeker met u het vuur aan de schenen te leggen, en dat was misschien nog zoo kwaad niet.—Spot maar! Gij weet niet, hoe slim het mij vergaan kan.Ik blijf er bij: hadt gij den schurk dood geschoten, dan had ik met de heele zaak niet te maken en was er niet aansprakelijk voor.Maar nu, als gij van uit Uskud opgeroepen wordt om te getuigen, kunt gij er zeker van zijn dat gij voor dien tijd doodgeschoten wordt, en dan moet ik ook dat nog verantwoorden!—Heeft de slager nog weerbare bloedverwanten hier?—Ja, een broer, en die moet u dooden.—Weet gij niet, of hij nu thuis is?—Ja, hij is er, want mijn knecht heeft mijn boodschap aan hem gedaan en niet aan Tschurak zelf.—Hm! Dat is inderdaad een kwaad geval.Als hij is, zooals zijn broer, dan mag ik wel voor hem oppassen.—Dat is hij, en zeker nog erger.Ik heb hem nooit voor zoo goed als zijn broer gehouden [ Pobierz całość w formacie PDF ]
|
Odnośniki
|